Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU0211

Datum uitspraak2005-07-19
Datum gepubliceerd2005-07-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-000303-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het hof bevestigt het beroepen vonnis (rechtbank Breda 10-11-2004, LJN AR5394) met dien verstande dat, het hof aan de in het beroepen vonnis opgenomen motivering van de vrijspraak van het aan de verdachte onder 1. en 3. ten laste gelegde nog toevoegt, dat bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet is komen vast te staan, dat de dood van [slachtoffer] door de onder 1. weergegeven toediening van medicijnen is veroorzaakt. Ten aanzien van die toediening is het hof, de inhoud van de verklaringen dan wel berichten van de deskundigen tot de overtuiging gekomen, dat - gezien zowel de aard van de middelen als de dosering ervan - verdachtes bedoeling bestrijding van de bij [slachtoffer] waargenomen symptomen was en niet de beëindiging van diens leven.


Uitspraak

Parketnummer: 20-000303-05 Uitspraak : 19 juli 2005 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de Rechtbank Breda van 10 november 2004 in de strafzaak met parketnummer 02-001703-03 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [adres]. Hoger beroep De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte terzake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van honderdtachtig dagen, waarvan honderdtweeënzeventig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en met opheffing van het geschorste bevel gevangenhouding. Tenlastelegging Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over. Vonnis waarvan beroep Het hof bevestigt het beroepen vonnis met dien verstande dat, nu namens de verdachte het verweer dienaangaande in hoger beroep niet is herhaald, het hof voor hetgeen is overwogen in de overweging "De ontvankelijkheid van de officier van justitie" het hiernavolgende in de plaats stelt: "Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de weg staan. Het Openbaar Ministerie kan dus in zijn vordering worden ontvangen." en voorts met dien verstande, dat het hof aan de in het beroepen vonnis opgenomen motivering van de vrijspraak van het aan de verdachte onder 1. en 3. ten laste gelegde nog toevoegt, dat bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet is komen vast te staan, dat de dood van [slachtoffer] door de onder 1. weergegeven toediening van medicijnen is veroorzaakt. Ten aanzien van die toediening is het hof, de inhoud van de verklaringen dan wel berichten van de deskundigen [deskundige 1], [deskundige 2] en [deskundige 3] in aanmerking genomen, tot de overtuiging gekomen, dat - gezien zowel de aard van de middelen als de dosering ervan - verdachtes bedoeling bestrijding van de bij [slachtoffer] waargenomen symptomen was en niet de beëindiging van diens leven. BESLISSING Het hof: Bevestigt het vonnis, waarvan beroep. Aldus gewezen door mr. Huurman-van Asten, vice-president, als voorzitter, mr. Bergkotte, vice-president, en mr. De Poorter, vice-president, als raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. Kroes, griffier, en op 19 juli 2005 ter openbare terechtzitting uitgesproken.